Al die honden die tegenwoordig op de dijken worden uitgelaten. Kwajongens die met hun crossmotor sporen achterlaten. Mollen en muskusratten. Ze kunnen allemaal schade aan de dijken veroorzaken, legt Gerrit Laarman (68) uit, voormalig timmerman en mbo-docent. Hij is een van de vrijwillige dijkwachten van Waterschap Drents Overijsselse Delta die in het hoogwaterseizoen kunnen worden opgeroepen om de dijken te inspecteren. „Een klein gat kan door het water snel een groot gat worden. En wat krijg je dan? In het ergste geval een dijkdoorbraak.”
Toen de waterschappen ongeveer tien jaar geleden vrijwillige dijkwachten zochten, had hij zich meteen aangemeld, zegt hij. Laarman is opgegroeid aan de IJssel en aan de Vecht, waar hij nu nog steeds woont, in Dalfsen. Water fascineert hem al zijn hele leven, zeker als het heel hoog staat. „Dat is machtig mooi.” Vroeger scheurde hij graag met zijn brommer langs het water of schaatste eroverheen, tegenwoordig pakt hij de fiets of de wandelwagen. En met zijn dijkwachtersjas aan mag hij overal komen, zegt hij. Ook op stukken dijk die in bezit zijn van particulieren.
De afgelopen tijd was het weer zover. Hij werd opgetrommeld om langs de Vecht te speuren naar onregelmatigheden, net zoals hij als kleine Gerrit al deed. Zijn vader was „een keuterboertje” en liep met zijn vee op de dijken. In de herfst moest hij na school helpen om graafschade te herstellen, vertelt hij. „We legden graszoden over de gaten heen, strooiden wat graszaad. Gepruts was het.” Ongeveer vanaf het moment dat onze koning zich op waterbeheer stortte, ging dat er een stuk professioneler aan toe, aldus Laarman.
Twee uur heen, twee uur terug, zo lang duurt de ochtendwandeling die hij nu samen met vrijwillige dijkwachter Jolanda aflegt. Het is donker, het waait hard. Gewapend met een prikstok en vlaggetjes die ze bij graafschade en zand meevoerende wellen kunnen planten, gaan ze op pad. Ook zoeken ze naar troep die moet worden weggehaald door het waterschap, zegt hij. Vroeger staken ze drijfafval trouwens gewoon nog in de fik, of gooiden dat in het water, samen met de kadavers waar de boeren vanaf wilden. „We zwommen tussen de dode biggen. Dat was heel normaal.”
Vandaag wordt alleen een weggewaaide houten plaat van twee bij drie meter aangetroffen, wat op ernstige toon per walkietalkie wordt doorgegeven. Aan het einde van de dag is het al opgeruimd, weet Laarman. Is hij trots dat hij de mensen beschermt? Neuh, dat vindt hij overdreven. Natuurlijk is het een fijn idee dat hij bijdraagt aan de veiligheid van Nederland. Maar hij maakt gewoon mooie wandelingen langs het water, krijgt een gratis lunchpakket en drinkt halverwege een lekker bakkie koffie bij een café langs de dijk. Wat wil een mens nog meer.